1. Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.
2. Bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit begaan is, worden de voor de verdachte gunstigste bepalingen toegepast.
Gelijkheid is belangrijk voor iedereen in Nederland, omdat het betekent dat iedereen dezelfde kansen en rechten heeft, ongeacht hun afkomst, geslacht, religie, seksuele voorkeur of andere kenmerken. Het bevordert een gevoel van sociale rechtvaardigheid en versterkt het vertrouwen in de samenleving. Bovendien zorgt gelijkheid voor een diversiteit aan perspectieven en een inclusieve samenleving waarin iedereen zich geaccepteerd voelt.
Het legaliteitsbeginsel is belangrijk omdat het de grondslag vormt voor de bepaling van strafbaarheid en de strafoplegging in een rechtsstaat. Het principe van het legaliteitsbeginsel zorgt ervoor dat de overheid zich niet kan veroorloven om willekeurig straffen op te leggen en dat de burgers weten welke gedragingen strafbaar zijn. Hierdoor worden de rechten van de burgers beschermd tegen de willekeur van de overheid en wordt er voor gezorgd dat het strafrechtelijk systeem eerlijk en rechtvaardig is.
Het legaliteitsbeginsel is een fundamenteel principe in het Nederlandse rechtssysteem dat betekent dat niemand gestraft kan worden voor een handeling die niet bij wet strafbaar is gesteld. Dit beginsel wordt beschouwd als een belangrijke waarborg voor de bescherming van de individuele vrijheid en het voorkomen van willekeurige vervolging.
Er zijn twee verschillende aspecten van het legaliteitsbeginsel: het materieel strafrechtelijk legaliteitsbeginsel en het formeel strafrechtelijk legaliteitsbeginsel.
Het materieel strafrechtelijk legaliteitsbeginsel houdt in dat er geen strafbare feiten mogen zijn zonder een specifieke wettelijke bepaling die dit strafbaar stelt. Dit is vastgelegd in artikel 16 van de Grondwet en artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Het formeel strafrechtelijk legaliteitsbeginsel gaat over de manier waarop de wet wordt toegepast en houdt in dat niemand gestraft kan worden zonder dat dit is gebaseerd op een voorafgaande wettelijke bepaling. Dit is vastgelegd in artikel 1 van het Wetboek van Strafvordering.
De reikwijdte van het legaliteitsbeginsel wordt verder beschreven in artikel 91 van het Wetboek van Strafrecht. Hierin staat dat de bepalingen van het Wetboek van Strafrecht gelden voor alle strafbare feiten, tenzij de wet anders bepaalt.
Het materieel strafrechtelijk legaliteitsbeginsel is een belangrijk principe in het Nederlandse rechtssysteem dat bepaalt dat er geen strafbare feiten mogen zijn zonder een specifieke wettelijke bepaling die dit strafbaar stelt. Met andere woorden, voordat iemand gestraft kan worden voor een bepaalde handeling, moet die handeling eerst expliciet bij wet strafbaar zijn gesteld.
Dit betekent dat de wetgever een actieve rol heeft in het bepalen wat wel en niet strafbaar is. Het is niet voldoende dat iets als 'onwenselijk' wordt beschouwd, maar er moet een specifieke wet zijn die bepaalt dat een bepaalde handeling strafbaar is.Het materieel strafrechtelijk legaliteitsbeginsel is vastgelegd in artikel 16 van de Grondwet en artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht. Deze artikelen vormen de basis van het Nederlandse strafrecht en zorgen ervoor dat het strafrecht alleen van toepassing is op gedragingen die bij wet strafbaar zijn gesteld.
Het materieel strafrechtelijk legaliteitsbeginsel is belangrijk omdat het de individuele vrijheid beschermt en voorkomt dat de overheid willekeurig kan optreden tegen burgers. Zonder dit beginsel zou de overheid vrij zijn om op eigen houtje regels op te stellen en mensen te straffen voor gedragingen die niet expliciet bij wet strafbaar zijn gesteld.
Het formeel strafrechtelijk legaliteitsbeginsel is een belangrijk beginsel in ons strafrechtstelsel. Het stelt dat de strafvordering en het strafproces alleen kan plaatsvinden op de wijze die bij de wet is voorzien. Dit betekent dat het strafproces volgens wettelijke regels en procedures verloopt, waarbij de rechten van verdachten en slachtoffers worden gerespecteerd en gewaarborgd.
Het doel van dit beginsel is om de rechtszekerheid en rechtvaardigheid te waarborgen in het strafrechtelijke proces. Door te eisen dat strafvordering alleen kan plaatsvinden op de wijze die bij de wet is voorzien, wordt voorkomen dat de overheid willekeurig kan handelen bij de vervolging van strafbare feiten. Het voorkomt dat verdachten zonder wettelijke grondslag worden aangehouden of vastgehouden, en dat zij onrechtmatig worden vervolgd. Dit beschermt de grondrechten van burgers, zoals het recht op een eerlijk proces, het recht op privacy, het recht op vrijheid en het verbod op marteling en onmenselijke behandeling.
Het belang van het formeel strafrechtelijk beginsel wordt versterkt door de aanwezigheid van andere waarborgen en beginselen in het strafrechtelijke proces, zoals het materieel strafrechtelijk legaliteitsbeginsel, het verdedigingsbeginsel en het bewijsrecht. Deze beginselen zorgen ervoor dat het strafproces eerlijk, onpartijdig en transparant verloopt en dat het bewijs tegen een verdachte op een betrouwbare en rechtmatige wijze wordt verkregen.
1. Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.
2. Bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit begaan is, worden de voor de verdachte gunstigste bepalingen toegepast.
Het materieel strafrechtelijk legaliteitsbeginsel is een belangrijk principe in het Nederlandse rechtssysteem dat bepaalt dat er geen strafbare feiten mogen zijn zonder een specifieke wettelijke bepaling die dit strafbaar stelt. Met andere woorden, voordat iemand gestraft kan worden voor een bepaalde handeling, moet die handeling eerst uitdrukkelijk bij wet strafbaar zijn gesteld.
Een praktisch voorbeeld van artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht is het verbod op het gebruik van geweld tegen anderen. Dit verbod is opgenomen in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. In dit artikel staat dat iemand die een ander opzettelijk en wederrechtelijk mishandelt, strafbaar is.
Dit betekent dat voordat iemand kan worden vervolgd en gestraft voor mishandeling, er een specifieke wet moet zijn die het strafbare feit van mishandeling omschrijft en bepaalt wat de strafmaat is. Het is dus niet voldoende dat iemand wordt gestraft omdat een politieagent of rechter het als mishandeling beschouwt, er moet ook een wettelijke bepaling zijn die het strafbare feit definieert.
Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien.
Artikel 1 van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat strafvordering alleen kan plaatsvinden op de wijze die bij de wet is voorzien. Dit betekent dat het strafrechtelijke proces alleen volgens de wettelijke regels en procedures kan verlopen en dat er geen ruimte is voor willekeurige acties van de overheid.
De opsporingsambtenaar mag niet zomaar iemand aanhouden en vasthouden zonder dat er sprake is van een verdenking van een strafbaar feit en zonder dat er voldaan wordt aan de wettelijke vereisten voor aanhouding.In dit geval moet de opsporingsambtenaar de verdachte op de hoogte stellen van de reden voor de aanhouding en hem of haar onmiddellijk op de hoogte stellen van zijn of haar rechten, zoals het recht op een advocaat en het recht om te zwijgen. De opsporingsambtenaar moet ook de wettelijke termijnen voor de aanhouding en de detentie in acht nemen, en de verdachte zo snel mogelijk voorleiden aan de rechter-commissaris.
Als de opsporingsambtenaar zich niet aan de wettelijke vereisten voor aanhouding houdt, kan de aanhouding onrechtmatig zijn en kunnen de bewijzen die tijdens de aanhouding zijn verkregen, niet worden gebruikt in een strafproces. Dit benadrukt de belangrijke rol van het formeel strafrechtelijk legaliteitsbeginsel in het strafproces, namelijk dat strafvordering alleen kan plaatsvinden op de manier zoals het in de wet is omschreven.
De bepalingen van de Titels I-VIII A van dit Boek zijn ook toepasselijk op feiten waarop bij andere wetten of verordeningen straf is gesteld, tenzij de wet anders bepaalt.
Dit artikel bepaalt dat de strafbepalingen uit de Titels I-VIII A van het Wetboek van Strafrecht van toepassing zijn op alle feiten waarop bij andere wetten of verordeningen straf is gesteld, tenzij de wet anders bepaalt. Dit betekent dat de strafbepalingen uit het Wetboek van Strafrecht ook van toepassing zijn op strafbare feiten die bij andere wetten of verordeningen zijn geregeld.
De Titels I-VIII A van het Wetboek van Strafrecht omvatten de algemene bepalingen van het materieel strafrecht. Dit zijn de bepalingen die gelden voor alle strafbare feiten, zoals de definitie van een strafbaar feit, de strafbaarheid van poging en voorbereiding en de verschillende vormen van schuld.
Het doel van artikel 91 Sr is om te zorgen voor uniformiteit in het strafrechtelijke systeem. Door de toepassing van de algemene bepalingen van het Wetboek van Strafrecht op alle strafbare feiten, wordt voorkomen dat er verschillende strafrechtelijke procedures ontstaan voor verschillende strafbare feiten. Hierdoor kan er op een gelijke manier worden omgegaan met alle strafbare feiten en wordt er gezorgd voor consistentie in de strafrechtelijke behandeling van daders.
Een voorbeeld van artikel 91 Sr zou kunnen zijn dat een persoon die betrapt wordt op diefstal van een fiets, strafbaar is volgens zowel de strafbepalingen van het Wetboek van Strafrecht als de strafbepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente waarin de diefstal plaatsvond. In dit geval zorgen de algemene bepalingen van het Wetboek van Strafrecht ervoor dat de definitie van een strafbaar feit wordt vastgesteld en dat er kan worden vastgesteld wat de strafmaat voor de diefstal van een fiets is. De strafbepalingen uit de APV zijn van toepassing op de specifieke omstandigheden van de diefstal, zoals de locatie en de tijd van de diefstal.
Doordat artikel 91 Sr ervoor zorgt dat de strafbepalingen uit het Wetboek van Strafrecht en andere wetten of verordeningen op dezelfde manier worden toegepast op dezelfde strafbare feiten, wordt er voor gezorgd dat er op een uniforme manier met deze feiten wordt omgegaan en dat er sprake is van een consistent strafrechtelijk systeem.
Lees onderstaand een vraag. Beantwoord deze eerst in gedachten. Controleer daarna of je het goed hebt.
Antwoord: Het materieel strafrechtelijk legaliteitsbeginsel bepaalt dat er geen strafbaarheid kan zijn zonder een wettelijke basis, terwijl het formeel strafrechtelijk legaliteitsbeginsel bepaalt dat strafvordering alleen kan plaatsvinden volgens de wettelijke regels en procedures.
Antwoord: Artikel 91 Sr zorgt ervoor dat de strafbepalingen uit het Wetboek van Strafrecht en andere wetten of verordeningen op dezelfde manier worden toegepast op dezelfde strafbare feiten. Hierdoor wordt er voor gezorgd dat er op een uniforme manier met deze feiten wordt omgegaan en dat er sprake is van een consistent strafrechtelijk systeem.
Het legaliteitsbeginsel is belangrijk, omdat het de grondslag vormt voor de bepaling van strafbaarheid en de strafoplegging in een rechtsstaat. Het principe van het legaliteitsbeginsel zorgt ervoor dat de overheid zich niet kan veroorloven om willekeurig straffen op te leggen en dat de burgers weten welke gedragingen strafbaar zijn. Hierdoor worden de rechten van de burgers beschermd tegen de willekeur van de overheid en wordt er voor gezorgd dat het strafrechtelijk systeem eerlijk en rechtvaardig is.
Soms kom je er niet helemaal uit en heb je nog vragen.
Wij zijn er om je vragen te helpen beantwoorden