Artikel 61 van de Provinciewet (PW) regelt de benoeming van de commissaris van de Koning (CdK), een belangrijke functie binnen een provincie in Nederland. Hier is een beschrijving van dit artikel op MBO 3 niveau:Volgens artikel 61 PW wordt de CdK voor een periode van zes jaar benoemd bij koninklijk besluit op voordracht van de Minister. Voordat de Minister een voordracht doet, overlegt hij met provinciale staten (een orgaan binnen de provincie) over de eisen waaraan de te benoemen CdK moet voldoen. Voordat dit overleg plaatsvindt, krijgen gedeputeerde staten (het dagelijks bestuur van de provincie) de kans om hun wensen en bedenkingen over deze eisen kenbaar te maken.
Na het overleg met de Minister stellen provinciale staten een vertrouwenscommissie samen uit hun eigen midden. Deze commissie is verantwoordelijk voor het beoordelen van de kandidaten voor het ambt van CdK. Provinciale staten kunnen besluiten om één of meer gedeputeerden als adviseurs aan de vertrouwenscommissie toe te voegen. De Minister geeft de vertrouwenscommissie een lijst met de personen die hebben gesolliciteerd naar de functie van CdK, samen met zijn oordeel over de kandidaten die hij geschikt acht voor benoeming. Als de vertrouwenscommissie besluit om ook andere sollicitanten bij haar beoordeling te betrekken, moet ze dit onmiddellijk aan de Minister laten weten. De Minister brengt zijn oordeel over deze andere kandidaten ook ter kennis van de vertrouwenscommissie.
De vertrouwenscommissie verzamelt de informatie die zij nodig acht over de kandidaten, en overheidsorganen zijn verplicht om de gevraagde informatie te verstrekken. De vertrouwenscommissie brengt verslag uit van haar bevindingen aan provinciale staten en aan de Minister.
Binnen vier maanden nadat de sollicitatieperiode voor de functie is afgesloten, stuurt provinciale staten een aanbeveling aan de Minister met betrekking tot de benoeming. Deze aanbeveling bevat de namen van twee personen die zij geschikt achten voor het ambt van CdK.
In bijzondere gevallen kan provinciale staten gemotiveerd besluiten om slechts één persoon aan te bevelen. De Minister zal echter geen rekening houden met een enkelvoudige aanbeveling, tenzij hij van mening is dat er sprake is van een bijzonder geval.
De Minister volgt in principe de aanbeveling van provinciale staten, inclusief de volgorde van de aanbevolen personen, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om hiervan af te wijken. Eventuele afwijkingen worden gemotiveerd.
Om de benoeming te ondersteunen, verstrekt de Belastingdienst de Minister de nodige gegevens met betrekking tot bestuurlijke boetes en strafbeschikkingen die zijn opgelegd of hadden kunnen worden