Een praktisch voorbeeld van artikel 2 RO is als volgt: stel dat een persoon wordt beschuldigd van een strafbaar feit, zoals diefstal. De zaak begint bij de rechtbank, waar de rechter zal beoordelen of de persoon schuldig is aan de beschuldiging. Als de persoon niet akkoord gaat met de uitspraak van de rechtbank, kan hij of zij in hoger beroep gaan bij het gerechtshof. Als het gerechtshof de uitspraak van de rechtbank bevestigt, kan de persoon nog een laatste beroep doen op de Hoge Raad.
Op deze manier wordt de zaak door de verschillende gerechten binnen de rechterlijke macht behandeld, zoals benoemd in artikel 2 RO. Eerst begint de zaak bij de rechtbank, dan kan er hoger beroep worden aangetekend bij het gerechtshof en tot slot kan er nog cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad. Dit is een voorbeeld van de hiërarchische opbouw van de rechterlijke macht in Nederland.