Opsporingsbevoegdheden en toezichtbevoegdheden

Veiligheid staat voorop!

Opsporing en toezicht zijn belangrijk omdat zij bijdragen aan een veilige samenleving waarin wet- en regelgeving worden nageleefd. Toezicht draagt bij aan het voorkomen van overtredingen en het beschermen van consumenten, werknemers en het milieu, terwijl opsporing bijdraagt aan het opsporen en vervolgen van criminelen en het handhaven van de rechtsstaat.

Het verschil tussen opsporing en toezicht

Het verschil tussen opsporingsbevoegdheden en toezichtbevoegdheden is dat opsporingsbevoegdheden worden gebruikt om een strafbaar feit op te sporen en de dader te vervolgen, terwijl toezichtbevoegdheden worden gebruikt om ervoor te zorgen dat wet- en regelgeving wordt nageleefd en overtredingen worden voorkomen.

Opsporingsbevoegdheden

Opsporingsbevoegdheden zijn bevoegdheden die aan overheidsfunctionarissen worden verleend om misdrijven op te sporen en verdachten van misdrijven te arresteren. Deze bevoegdheden zijn essentieel voor wetshandhavingsinstanties zoals de politie om effectief te kunnen optreden tegen criminaliteit en het handhaven van de openbare orde.

Een aantal voorbeelden van opsporingsbevoegdheden zijn:

Aanhouding: Een overheidsfunctionaris heeft de bevoegdheid om een persoon aan te houden wanneer deze wordt verdacht van een misdrijf. Dit kan leiden tot een arrestatie en strafrechtelijke vervolging.

Huiszoeking: Een huiszoeking geeft de politie de bevoegdheid om een woning, kantoor of ander pand te doorzoeken op zoek naar bewijs van een misdrijf. Een huiszoeking moet worden bevolen door een rechter of officier van justitie.

Observatie: Observatie omvat het heimelijk observeren van personen of plaatsen om bewijsmateriaal te verzamelen. Dit kan onder andere worden gedaan door het plaatsen van camera's of het volgen van verdachten.

Inbeslagname: Opsporingsbevoegdheden omvatten ook de bevoegdheid om eigendommen van een verdachte in beslag te nemen, zoals wapens, drugs of gestolen goederen.

Onderzoek: Een overheidsfunctionaris heeft de bevoegdheid om getuigen te ondervragen en onderzoek te doen naar verdachten om meer bewijs te verzamelen.

Het uitoefenen van opsporingsbevoegdheden is gebonden aan strikte wettelijke kaders en beperkingen. Dit betekent dat deze bevoegdheden alleen kunnen worden uitgeoefend onder bepaalde omstandigheden en met bepaalde procedures. Bijvoorbeeld, voordat de politie een huiszoeking kan uitvoeren, moeten ze een bevelschrift krijgen van een rechter die aangeeft dat er voldoende redenen zijn om te geloven dat er bewijsmateriaal aanwezig is op de plaats die moet worden doorzocht. Het niet naleven van deze kaders kan leiden tot onrechtmatige inbreuken op de privacy van burgers en andere schendingen van hun rechten.

Al met al zijn opsporingsbevoegdheden een essentieel onderdeel van het werk van de politie en andere wetshandhavingsinstanties. Door deze bevoegdheden effectief en binnen de wettelijke kaders te gebruiken, kan criminaliteit worden aangepakt en de veiligheid van de samenleving worden gewaarborgd.

Toezichtbevoegdheden

Toezichtbevoegdheden zijn de bevoegdheden die aan toezichthouders worden gegeven om toezicht te houden op naleving van regels en wetgeving binnen een bepaald gebied. Toezichthouders zijn ambtenaren die belast zijn met het toezicht op naleving van wet- en regelgeving. Zij hebben de taak om te controleren of bedrijven, instellingen en burgers zich houden aan de regels die zijn vastgesteld om bijvoorbeeld gezondheid, veiligheid, milieu, arbeidsomstandigheden, consumentenbescherming en financiële integriteit te waarborgen.

Toezichthouders hebben verschillende bevoegdheden om hun taak uit te voeren. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

Het uitvoeren van inspecties: Een toezichthouder kan een inspectie uitvoeren om te controleren of een bedrijf of instelling zich houdt aan de regels. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat de toezichthouder de bedrijfsruimte betreedt om te kijken of er gevaarlijke stoffen aanwezig zijn of om te controleren of de arbeidsomstandigheden in orde zijn.

Het vorderen van informatie: Een toezichthouder kan informatie opvragen om te controleren of een bedrijf of instelling zich aan de regels houdt. Zo kan een toezichthouder bijvoorbeeld vragen om inzage in de boekhouding om te kijken of een bedrijf zich houdt aan de financiële regels.

Het opleggen van sancties: Als een bedrijf of instelling de regels overtreedt, kan de toezichthouder een sanctie opleggen. Dit kan bijvoorbeeld een boete zijn, maar ook het stilleggen van een bedrijfsactiviteit behoort tot de mogelijkheden.

Het is belangrijk om te weten dat toezichtbevoegdheden alleen kunnen worden uitgeoefend door bevoegde instanties en onder bepaalde omstandigheden. De toezichthouder moet zich bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden aan bepaalde regels houden en mag niet zomaar elke maatregel nemen. Bij het uitoefenen van hun taken moeten toezichthouders daarom zorgvuldig handelen en een goede afweging maken tussen het belang van het toezicht en de belangen van degenen die onder toezicht staan.

Verschillende begrippen met betrekking op opsporingsbevoegdheid

Als we het hebben over opsporingsbevoegdheden, dan zijn er verschillende begrippen die belangrijk zijn om te begrijpen.

Rechtmatigheid: Dit begrip heeft te maken met de vraag of een opsporingsbevoegdheid wel of niet gebruikt mag worden. Een opsporingsambtenaar mag alleen van zijn bevoegdheden gebruik maken als dit rechtmatig is. Dit betekent dat er bijvoorbeeld sprake moet zijn van een verdenking van een strafbaar feit.

Wetmatigheid: Hierbij gaat het om de vraag of de opsporingsbevoegdheid gebruikt wordt volgens de wet. De wet geeft namelijk aan welke bevoegdheden een opsporingsambtenaar heeft en hoe deze gebruikt mogen worden. Als een opsporingsambtenaar een bevoegdheid gebruikt die niet in de wet staat, dan is dit niet wetmatig.

Proportionaliteit: Dit begrip heeft te maken met de vraag of de opsporingsbevoegdheid in verhouding staat tot het doel dat ermee bereikt moet worden. Een opsporingsambtenaar mag bijvoorbeeld niet onnodig veel geweld gebruiken om iemand aan te houden, als dit ook op een minder ingrijpende manier kan gebeuren.

Subsidiariteit: Hierbij gaat het om de vraag of de opsporingsbevoegdheid het laatste redmiddel is om het doel te bereiken. Een opsporingsambtenaar moet bijvoorbeeld eerst proberen om iemand aan te houden door middel van een normale staandehouding voordat hij of zij gebruik maakt van geweld. Het gebruik van opsporingsbevoegdheden moet dus altijd noodzakelijk zijn en mag niet onnodig ingrijpend zijn.

Kort samengevat zijn de begrippen met betrekking tot opsporingsbevoegdheden dus:

Rechtmatigheid: Is het gebruik van de bevoegdheid wel toegestaan?
Wetmatigheid: Wordt de bevoegdheid gebruikt volgens de wet?
Proportionaliteit: Staat de bevoegdheid in verhouding tot het doel?
Subsidiariteit: Is de bevoegdheid het laatste redmiddel om het doel te bereiken?

Misbruik van opsporingsbevoegdheden

Als we het hebben over misbruik van opsporingsbevoegdheden, dan zijn er twee begrippen die belangrijk zijn om te begrijpen. Hieronder zal ik deze begrippen uitleggen op MBO 3 niveau, samen met de mogelijke gevolgen van het ontbreken van rechtmatigheid.

Détournement de pouvoir: Dit begrip heeft te maken met de situatie waarin een opsporingsambtenaar zijn of haar bevoegdheid gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze bevoegdheid bedoeld is.

Bijvoorbeeld: een opsporingsambtenaar gebruikt zijn of haar bevoegdheid om iemand te fouilleren omdat hij of zij hem of haar niet mag, niet omdat er sprake is van een redelijke verdenking van een strafbaar feit. Dit is niet toegestaan en wordt détournement de pouvoir genoemd.

Mogelijke gevolgen van onrechtmatig verkregen bewijs: Als een opsporingsambtenaar zijn of haar bevoegdheid niet rechtmatig heeft gebruikt, kan het bewijs dat op deze manier is verkregen niet altijd worden gebruikt in een strafproces. Dit wordt onrechtmatig verkregen bewijs genoemd.

Dit staat beschreven in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel geeft aan dat de rechter het onrechtmatig verkregen bewijs buiten beschouwing moet laten als dit bewijs op een zodanige wijze verkregen is dat het gebruik hiervan het recht van een verdachte op een eerlijk proces schendt. Het kan dus zijn dat er niet genoeg bewijs overblijft om een verdachte te veroordelen, als het onrechtmatig verkregen bewijs wordt uitgesloten.

De mogelijke gevolgen van het ontbreken van rechtmatigheid kunnen dus groot zijn. Als een opsporingsambtenaar zijn of haar bevoegdheid niet rechtmatig gebruikt en er onrechtmatig bewijs wordt verkregen, kan dit leiden tot vrijspraak van een verdachte of een lagere straf. Daarom is het van groot belang dat opsporingsambtenaren zich aan de wet houden en hun bevoegdheden alleen gebruiken als dit rechtmatig en noodzakelijk is.

Opsporingsbevoegdheden ten aanzien van jeugdige verdachten

Als buitengewoon opsporingsambtenaar heb je een aantal bevoegdheden wanneer je te maken krijgt met jeugdige verdachten.

Staande houden: Een BOA heeft de bevoegdheid om een jeugdige verdachte staande te houden als deze verdachte zich op dat moment op een plek bevindt waarvoor de BOA bevoegd is om toezicht te houden. De BOA moet hierbij wel een redelijk vermoeden van schuld hebben.

Aanhouden:
Een BOA heeft ook de bevoegdheid om een jeugdige verdachte aan te houden als deze verdachte wordt verdacht van een strafbaar feit. Hierbij moet wel worden voldaan aan bepaalde voorwaarden, zoals het hebben van een redelijk vermoeden van schuld en de verdachte duidelijk maken waarvan hij of zij wordt verdacht.

Onderzoek aan de kleding: Een BOA heeft de bevoegdheid om onderzoek aan de kleding van een jeugdige verdachte te doen als dit nodig is voor het onderzoek naar een strafbaar feit. Hierbij moet wel sprake zijn van een redelijk vermoeden van schuld.

Inbeslagneming van voorwerpen: Een BOA heeft de bevoegdheid om voorwerpen in beslag te nemen die van belang zijn voor het onderzoek naar een strafbaar feit. Hierbij moet wel worden voldaan aan bepaalde voorwaarden, zoals het hebben van een redelijk vermoeden van schuld en de noodzaak om deze voorwerpen in beslag te nemen.

Ophouden voor onderzoek:
Als een BOA een jeugdige verdachte niet wil aanhouden, maar wel wil onderzoeken of deze verdachte betrokken is bij een strafbaar feit, kan de BOA deze verdachte ophouden voor onderzoek. Hierbij moet wel sprake zijn van een redelijk vermoeden van schuld en moet de verdachte zich bevinden op een plek waarvoor de BOA bevoegd is om op te treden.

Het is belangrijk om te weten dat deze bevoegdheden alleen mogen worden gebruikt als het noodzakelijk is voor het onderzoek naar een strafbaar feit en als er sprake is van een redelijk vermoeden van schuld. Bovendien moeten de bevoegdheden worden uitgeoefend binnen de grenzen van de wet en met respect voor de rechten van de verdachte.

Rechtsbescherming minderjarige verdachte

Wanneer een minderjarige verdachte wordt verhoord door een BOA, zijn er aanvullende bepalingen waar de BOA zich aan moet houden.

Mededeling van aanvullende rechten: De BOA moet de minderjarige verdachte informeren over zijn of haar aanvullende rechten, zoals het recht op rechtsbijstand en het recht om te zwijgen. Dit is vastgelegd in artikel 488aa lid 1 en 5 Sv.

Recht op bijstand van ouders/voogd of vertrouwenspersoon: De minderjarige verdachte heeft het recht om tijdens het verhoor te worden vergezeld door zijn of haar ouders, voogd of een vertrouwenspersoon. Dit is vastgelegd in artikel 488ab lid 1 Sv.

Audiovisuele registratie van het verhoor: Het verhoor van de minderjarige verdachte moet worden opgenomen met audiovisuele middelen, tenzij dit in strijd is met het belang van het onderzoek of de belangen van de minderjarige. Dit is vastgelegd in artikel 488ac Sv.

Aanwijzen van een raadsman: Als de minderjarige verdachte is aangehouden, moet de BOA de verdachte wijzen op zijn of haar recht op rechtsbijstand en de verdachte de mogelijkheid geven om een raadsman te kiezen. Dit is vastgelegd in artikel 489 lid 1 Sv.

Geen afstand doen van recht op rechtsbijstand: De minderjarige verdachte kan geen afstand doen van zijn of haar recht op rechtsbijstand als hij of zij is aangehouden. Dit is vastgelegd in artikel 489 lid 2 Sv.

Het is belangrijk dat de BOA zich aan deze aanvullende bepalingen houdt om ervoor te zorgen dat het verhoor van de minderjarige verdachte op een rechtmatige manier verloopt. Door deze aanvullende bepalingen krijgt de minderjarige verdachte extra bescherming en wordt er rekening gehouden met zijn of haar belangen en rechten.

Opsporingsbevoegdheden bij vrijwillige en niet-vrijwillige medewerking

Opsporingsambtenaren hebben verschillende bevoegdheden bij het opsporen van verdachten en het verzamelen van bewijsmateriaal. Bij vrijwillige medewerking van de verdachte zijn er geen beperkingen voor de opsporingsambtenaar.

Er is echter wel een aantal voorwaarden waar de toestemming van de verdachte aan moet voldoen. De toestemming moet namelijk blijken, de betrokkene moet bewust zijn van het feit dat hij afstand doet van bepaalde rechten en de toestemming moet in vrijheid zijn gegeven.

Bij niet-vrijwillige medewerking geldt er een gedoogplicht voor de verdachte. Dit betekent dat de verdachte niet verplicht is om mee te werken aan het onderzoek, maar wel moet toestaan dat de opsporingsambtenaar zijn bevoegdheden uitoefent.

Dit houdt in dat de opsporingsambtenaar in sommige gevallen toch bepaalde handelingen mag verrichten zonder dat de verdachte hiervoor toestemming heeft gegeven, bijvoorbeeld bij het doorzoeken van een woning met een huiszoekingsbevel. De verdachte moet in deze situatie wel de toegang verschaffen tot de woning.

Herhaalde en voortgezette toepassing van bevoegdheden

Herhaalde toepassing van eenzelfde bevoegdheid betekent dat dezelfde opsporingsbevoegdheid meerdere keren binnen dezelfde zaak wordt toegepast. Bijvoorbeeld, een opsporingsambtenaar kan meerdere keren dezelfde woning doorzoeken als er nieuwe aanwijzingen of vermoedens zijn dat er nog meer bewijsmateriaal te vinden is.

Voortgezette toepassing van bevoegdheden betekent dat meerdere opsporingsbevoegdheden tegelijkertijd worden toegepast bij dezelfde zaak. Bijvoorbeeld, een opsporingsambtenaar kan zowel de bevoegdheid hebben om een verdachte aan te houden als de bevoegdheid om een woning te doorzoeken. Het is dan mogelijk dat de opsporingsambtenaar de verdachte aanhoudt en daarna de woning doorzoekt om bewijsmateriaal te vinden.

Het is belangrijk om op te merken dat opsporingsbevoegdheden niet onbeperkt kunnen worden toegepast. De toepassing van deze bevoegdheden moet altijd rechtmatig en proportioneel zijn. Dit betekent dat de opsporingsambtenaar alleen de bevoegdheden mag toepassen die noodzakelijk zijn om het onderzoek uit te voeren en dat de toepassing van deze bevoegdheden niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het doel van het onderzoek.

Ook moet er altijd rekening worden gehouden met de privacy van de verdachte en andere betrokkenen, en mogen de opsporingsbevoegdheden niet worden misbruikt.

Strafbaarheid van gedrag richting een ambtenaar

Om te bepalen of gedrag jegens een ambtenaar strafbaar is, moeten we kijken naar de specifieke situatie en welke handelingen zijn verricht. Hieronder worden de verschillende strafbare feiten uitgelegd:

Ambtsdwang (Art. 179 Sr): Ambtsdwang is het met geweld of bedreiging met geweld dwingen van een ambtenaar om iets te doen wat hij niet mag doen of het nalaten van iets wat hij wel moet doen. Bijvoorbeeld het dwingen van een politieagent om een verdachte vrij te laten.

Wederspannigheid (Art. 180 Sr): Wederspannigheid is het met geweld of bedreiging met geweld verzetten tegen een ambtenaar die bezig is met de uitvoering van zijn taak. Het verzet moet actief zijn en gericht zijn tegen de ambtenaar. Bijvoorbeeld het duwen van een politieagent die bezig is met het aanhouden van een verdachte.

Gekwalificeerde wederspannigheid (Artt. 181, 182 Sr): Gekwalificeerde wederspannigheid is een zwaardere vorm van wederspannigheid. Er is sprake van gekwalificeerde wederspannigheid als er gebruik wordt gemaakt van geweld of bedreiging met geweld tegen een ambtenaar die bezig is met de uitvoering van zijn taak en er daardoor lichamelijk letsel ontstaat. Bijvoorbeeld het slaan van een politieagent tijdens een aanhouding, waardoor de agent gewond raakt.

Niet voldoen aan bevel of vordering of van het belemmeren van de ambtshandeling (Art. 184 lid 1 Sr): Het niet voldoen aan een bevel of vordering van een ambtenaar of het belemmeren van de ambtshandeling van een ambtenaar is strafbaar. Hierbij moet wel worden gekeken of het bevel of de vordering rechtmatig was en of de ambtenaar in zijn recht stond. Bijvoorbeeld het weigeren van een automobilist om zijn rijbewijs te laten zien aan een politieagent bij een verkeerscontrole.

Veroorzaken van opschudding en zich niet verwijderen na gegeven bevel (Art. 185 Sr): Het veroorzaken van opschudding en het niet verwijderen na een gegeven bevel is strafbaar. Hierbij moet wel worden gekeken of het gegeven bevel rechtmatig was en of de ambtenaar in zijn recht stond. Bijvoorbeeld het niet weggaan bij een politiecontrole na het gegeven bevel van de politieagent.

Belediging van een ambtenaar gedurende of ter zake de uitoefening van zijn functie (Art. 266 lid 1 jo. art. 267 onder 2° jo. art. 269 Sr): Het beledigen van een ambtenaar gedurende of ter zake de uitoefening van zijn functie is strafbaar. Hierbij moet er sprake zijn van een beledigende uitlating die gericht is tegen de ambtenaar in kwestie. Bijvoorbeeld het uitschelden van een politieagent tijdens een aanhouding.

Relevante artikelen

1. De rechtbank kan, indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, bepalen dat:

a. de hoogte van de straf in verhouding tot de ernst van het verzuim, zal worden verlaagd, indien het door het verzuim veroorzaakte nadeel langs deze weg kan worden gecompenseerd;

b. de resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het bewijs van het telastegelegde feit;

c. het openbaar ministerie niet ontvankelijk is, indien door het verzuim geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet.

2. Bij de toepassing van het eerste lid, houdt de rechtbank rekening met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.

3. Het vonnis bevat de beslissingen vermeld in het eerste lid. Deze zijn met redenen omkleed.

Dit artikel regelt de regels met betrekking tot onrechtmatig verkregen bewijs in een strafproces. Als er bewijs is verkregen op een manier die in strijd is met de wet, kan de rechter dit bewijs uitsluiten van het proces. Dit wordt ook wel de 'uitsluitingsregel' genoemd. Het doel van deze regel is om de integriteit van het strafproces te waarborgen en te voorkomen dat bewijs wordt gebruikt dat op een onrechtmatige manier is verkregen.

Een actueel voorbeeld van artikel 359a Sv is de zaak rondom de avondklokrellen in januari 2021. Tijdens deze rellen zijn veel mensen aangehouden en er is veel bewijsmateriaal verzameld, waaronder beelden van beveiligingscamera's en bodycams van politieagenten. Een aantal verdachten heeft echter aangegeven dat het verkregen bewijsmateriaal onrechtmatig is verkregen, omdat bijvoorbeeld niet alle wettelijke voorschriften zijn nageleefd bij de inzet van deze camera's en bodycams. Hierdoor kan het bewijsmateriaal mogelijk niet worden gebruikt in de rechtszaak tegen de verdachten, omdat het in strijd is met artikel 359a Sv.

1. In gevallen waarin uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren een strafbaar feit heeft begaan, zijn uitsluitend de artikelen 52 tot en met 55b, 56, 56a, eerste tot en met derde lid, 95 tot en met 102, 118, 119, 552a en 552d tot en met 552g van toepassing. De artikelen 116 tot en met 117a zijn van overeenkomstige toepassing.

2. In afwijking van artikel 56a, tweede lid, kan de verdachte van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten ten hoogste zes uur worden opgehouden voor onderzoek. De hulpofficier van justitie doet van de ophouding van de verdachte mededeling aan een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet. Artikel 488b is van overeenkomstige toepassing.

3. Het afleggen van een verklaring als bedoeld in artikel 116, tweede lid, en het doen van beklag als bedoeld in artikel 552a geschiedt voor de minderjarige, bedoeld in het eerste lid, door zijn wettelijke vertegenwoordiger in burgerlijke zaken.

Artikel 487 Sv regelt de bevoegdheden van opsporingsambtenaren bij het onderzoek naar verdachten. Het artikel geeft de opsporingsambtenaar de bevoegdheid om een verdachte staande te houden, aan te houden, onderzoek aan de kleding te doen en voorwerpen in beslag te nemen. Ook kan de opsporingsambtenaar de verdachte ophouden voor onderzoek. Het artikel beschrijft ook de voorwaarden waaronder deze bevoegdheden mogen worden uitgeoefend.

Een praktisch voorbeeld van artikel 487 Sv is wanneer een BOA een minderjarige verdachte staande houdt op verdenking van het plegen van een strafbaar feit. De BOA kan dan bevoegdheden uitoefenen zoals onderzoek aan de kleding, inbeslagneming van voorwerpen en ophouding voor onderzoek. Als er bijvoorbeeld vermoedens zijn van drugsbezit, kan de BOA onderzoek doen aan de kleding van de minderjarige en eventuele verdovende middelen in beslag nemen. Het ophouden voor onderzoek kan worden toegepast om meer informatie te verzamelen over de verdachte en het strafbare feit waarvan hij wordt verdacht.

1. Onverminderd de artikelen 27c en 27ca, wordt aan de verdachte direct wanneer hij is aangehouden mededeling gedaan:

a. dat de ouders of voogd in kennis worden gesteld van zijn vrijheidsbeneming, indien deze wordt bevolen;

b. van het recht vergezeld te worden door de ouders of voogd of een vertrouwenspersoon, buiten het onderzoek op de terechtzitting, bedoeld in artikel 488ab;

c. van de mogelijkheid van audiovisuele registratie van verhoren, bedoeld in artikel 488ac;

d. van het recht op een medisch onderzoek, bedoeld in artikel 489a;

e. van het recht op een advies over zijn persoonlijkheid en zijn levensomstandigheden, bedoeld in artikel 494a.

2. Bij een oproeping om te worden gehoord als bedoeld in artikel 491a, wordt mededeling gedaan van het recht om te worden vergezeld door de ouders of voogd, of een vertrouwenspersoon.

3. Bij een oproeping om te worden gehoord als bedoeld in artikel 493, vierde lid, wordt mededeling gedaan van:a. het recht op vaststelling van een zo kort mogelijk passende duur van de voorlopige hechtenis, en de mogelijkheid van schorsing van de tenuitvoerlegging van het bevel voorlopige hechtenis, bedoeld in artikel 493, eerste lid;

b. het recht vergezeld te worden door de ouders of voogd of een vertrouwenspersoon;

c. het recht op periodieke toetsing van de voorlopige hechtenis;

d. het recht om bij het ondergaan van voorlopige hechtenis gescheiden van volwassenen te verblijven.

4. Bij de betekening van de dagvaarding wordt mededeling gedaan van:

a. de verplichting om bij het onderzoek op de terechtzitting in persoon te verschijnen, bedoeld in artikel 495a;

b. het recht op behandeling van de strafzaak achter gesloten deuren, bedoeld in artikel 495b;

c. het recht bij het onderzoek ter terechtzitting te worden vergezeld door de ouders of voogd, of een vertrouwenspersoon, bedoeld in artikel 496.

5. De mededeling van rechten wordt gedaan in voor de verdachte eenvoudige en toegankelijke bewoordingen. Indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt de mededeling van rechten in een voor hem begrijpelijke taal gedaan.

Artikel 488aa Sv gaat over de rechten van een minderjarige verdachte tijdens het verhoor door de opsporingsambtenaar. Het artikel bepaalt dat de verdachte voorafgaand aan het verhoor mededeling moet krijgen van zijn aanvullende rechten, zoals het recht om te zwijgen en het recht om een advocaat te raadplegen. Deze mededeling moet begrijpelijk zijn voor de minderjarige verdachte en moet bij voorkeur in aanwezigheid van een ouder, voogd of vertrouwenspersoon gebeuren. Bovendien moet de minderjarige verdachte in staat worden gesteld om deze rechten daadwerkelijk uit te oefenen tijdens het verhoor.

Een praktisch en actueel voorbeeld van artikel 488aa Sv is het verhoor van een minderjarige verdachte door de politie waarbij de verdachte en zijn ouders of voogd mededeling wordt gedaan van aanvullende rechten, zoals het recht om te zwijgen en het recht op een advocaat. Dit is van belang om ervoor te zorgen dat de minderjarige verdachte begrijpt welke rechten hij of zij heeft en deze ook kan uitoefenen tijdens het verhoor. Hierdoor wordt voorkomen dat de minderjarige verdachte onder druk wordt gezet om verklaringen af te leggen die later tegen hem of haar kunnen worden gebruikt.

Check je kennis

Lees onderstaand een vraag. Beantwoord deze eerst in gedachten. Controleer daarna of je het goed hebt.

Vraag: Wat zijn toezichtbevoegdheden?

+

Antwoord: Toezichtbevoegdheden zijn de bevoegdheden die toezichthouders hebben om toezicht te houden op naleving van wet- en regelgeving. Voorbeelden van toezichthouders zijn inspecteurs van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA), de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de Arbeidsinspectie.

Vraag: Welke bevoegdheden hebben toezichthouders?

+

Toezichthouders hebben verschillende bevoegdheden om hun taak uit te voeren. Zo kunnen ze bijvoorbeeld bedrijven en instellingen inspecteren, documenten en gegevens opvragen, monsters nemen, waarschuwingen geven, boetes opleggen en bij ernstige overtredingen zelfs strafrechtelijk optreden.

Vraag: Wat zijn opsporingsbevoegdheden en wie heeft deze bevoegdheden?

+

Antwoord: Opsporingsbevoegdheden zijn de bevoegdheden die aan opsporingsambtenaren worden gegeven om strafbare feiten op te sporen en te onderzoeken. Voorbeelden van opsporingsambtenaren zijn politieagenten, rechercheurs en fiscale opsporingsambtenaren. Zij hebben als taak om strafbare feiten op te sporen, te onderzoeken en verdachten te vervolgen. Opsporingsambtenaren hebben bevoegdheden als het houden van staande houdingen en fouilleren, doorzoeken van woningen en andere ruimtes, vorderen van gegevens en inlichtingen en inzetten van dwangmiddelen zoals aanhouden van verdachten en in beslag nemen van goederen.

Vraag: Wat zijn de mogelijke gevolgen van onrechtmatig verkregen bewijs?

+

Antwoord: Als bewijs onrechtmatig verkregen is, kan dit leiden tot uitsluiting van dat bewijsmateriaal bij de rechtszaak. Dit kan de zaak verzwakken of zelfs leiden tot vrijspraak van de verdachte.

Vraag: Wat zijn de rechten van een minderjarige verdachte tijdens het verhoor door een boa?

+

Antwoord: Een minderjarige verdachte heeft het recht om te worden vergezeld door de ouders of voogd of een vertrouwenspersoon, het recht op mededeling van aanvullende rechten, en het recht op audiovisuele registratie van het verhoor.

Vraag: Wat is het verschil tussen herhaalde toepassing van eenzelfde bevoegdheid en voortgezette toepassing van bevoegdheden?

+

Antwoord: Herhaalde toepassing van eenzelfde bevoegdheid binnen een zaak betekent dat dezelfde bevoegdheid meerdere keren wordt ingezet, bijvoorbeeld meerdere keren dezelfde persoon fouilleren tijdens een politieonderzoek. Voortgezette toepassing van bevoegdheden betekent dat verschillende bevoegdheden worden ingezet om een zaak te onderzoeken, bijvoorbeeld eerst een huiszoeking en vervolgens het afluisteren van telefoongesprekken.

Hoe goed heeft dit je geholpen?

Blijf in contact met ons!

Soms kom je er niet helemaal uit en heb je nog vragen.
Wij zijn er om je vragen te helpen beantwoorden

Dankjewel! We hebben je inzending ontvangen!
Oeps! Er is iets misgegaan bij het verzenden van het formulier.